-
1 een cijfer geven aan
een cijfer geven aan -
2 cijfer
♦voorbeelden:getallen die in de vijf cijfers lopen • nombres de cinq chiffresiets onder cijfers brengen • exprimer qc. en chiffreslage cijfers behalen • avoir de mauvaises noteseen cijfer geven aan • mettre une note à -
3 noter
-
4 coter
coter [kottee]〈 werkwoord〉1 een cijfer geven aan ⇒ een punt, beoordeling geven aan3 nummeren ⇒ merken, een referentienummer geven aan -
5 grade
n. cijfer; graad; soort; klas; helling--------v. graderen; cijfer geven; rangschikken; afvlakken (van grond)grade1[ greed] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 rang ⇒ niveau, kwaliteit♦voorbeelden:prime-grade beef • eersteklas rundvlees3 make the grade • slagen, aan de eisen voldoen, carrière maken————————grade2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:→ grade down grade down/, grade up grade up/ -
6 condition
n. voorwaarde; situatie, toestand; lichamelijke conditie; klasse--------v. voorwaarde bepaling; africhten; in conditie brengencondition1[ kəndisjn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (lichamelijke) toestand ⇒ staat, conditie2 voorwaarde ⇒ conditie, beding4 (maatschappelijke) rang ⇒ stand, positie6 〈Amerikaans-Engels; school(wezen)〉 cijfer op grond waarvan men voorwaardelijk overgaat 〈 met herexamen of taak〉♦voorbeelden:1 this machine is in good/poor condition • deze machine verkeert in goede/slechte staatin a condition of weightlessness • in een toestand van gewichtloosheidshe's in no condition to work • ze is niet in staat om te werkenin/out of condition • in/niet in conditie/vormon condition that • op voorwaarde dat, mitson no condition • op geen enkele voorwaarde, nooithe made it a condition that • hij stelde als voorwaarde dat————————condition2〈 werkwoord〉1 bepalen ⇒ vaststellen, afhangen (van)2 in conditie brengen ⇒ in een gewenste toestand brengen, verzorgen4 〈Amerikaans-Engels; school(wezen)〉herexamen/taak geven aan♦voorbeelden:1 a nation's expenditure is conditioned by its income • de bestedingsmogelijkheden van een land worden bepaald door het nationale inkomen -
7 first
adj. eerste--------adv. eerst; aan het begin; in het begin; allereerst; aanvankelijk--------n. eerste; begin; eerste versnelling; eerste plaats; uitstekend (cijfer)first1[ fə:st]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; niet te scheiden van het voornaamwoord〉♦voorbeelden:1 begin♦voorbeelden:1 at first • aanvankelijk, eerstfrom the first • van in/bij het beginit was a disaster from first to last • het was een compleet fiasco————————first2〈telwoord; als voornaamwoord〉1 eerste♦voorbeelden:she came out first • ze behaalde de eerste plaats————————first3〈 bijwoord〉1 eerst3 → firstly firstly/♦voorbeelden:1 when did you first meet? • wanneer hebben jullie elkaar voor het eerst ontmoet?he told her first • hij vertelde het eerst aan haarbut first he told her • maar eerst/vooraf vertelde hij het aan haarfirst and foremost • in de eerste plaats, bovenalfirst and last • alles samengenomen, over het algemeenfirst off we visited Dover • om te beginnen bezochten wij Doverfirst of all • in de eerste plaats, om te beginnen→ come come/————————first4〈telwoord; als determinator〉♦voorbeelden:first cause • voornaamste oorzaak, grondoorzaakin the first place • in de eerste plaatshe doesn't know the first thing about maths • hij kent niet de allerelementairste begrippen van de wiskundeI'll take the first train • ik neem de eerstvolgende trein -
8 number
n. nummer; cijfer, getal--------v. tellen; rekenennumber1[ numbə]1 getal2 aantal3 nummer♦voorbeelden:in number • in aantal, in getalnumbers of cats • een heleboel kattento the number of (twenty) • ten getale van (twintig), (twintig) in getalany number of • ontelbaar veelnumber one • de eerste, (nummer) een; 〈 slang〉 best; 〈kindertaal; eufemistisch〉plasje, kleine boodschapalways think of number one • altijd alleen maar aan zichzelf denkenmy number one problem • mijn grootste probleemIII 〈meervoud; in betekenis 0.3 werkwoord ook enkelvoud〉♦voorbeelden:2 be good/bad at numbers • goed/slecht zijn in rekenen————————number21 tellen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Французский